Deze engerd werd gezien in de Brenne / Hemelvaartexcusie 2005

Meer over de veenmol (bron: het internet).

Voor veel mensen is de veenmol (Gryllotalpa gryllotalpa), molkrekel of aardkreeft een onbekende. Hij leeft grotendeels onder de grond en is vooral 's nachts actief. De veenmol is een soort krekel en kan 3,5 tot 5 cm. groot worden. Hij is geelachtig tot roodbruin en fijn behaard. Hij gebruikt de grote voorpoten als graafwerktuig en graaft vingerdikke gangen tot een kriskras patroon vlak onder het grondoppervlak. Hij gebruikt de gang meerdere malen en schuilt vaak onder loopplanken in de tuin. Verder kan de veenmol met zijn graafpoten goed zwemmen. Op zijn kop zitten 2 sprieten voor reuk, tast en smaak; 2 staartsprieten dienen als tast tijdens het achteruit kruipen.

Voorkomen:
De veenmol komt verspreid door heel Zeeland voor, vooral gebieden met veen- of zandbodem. Daarbij zijn moestuinen een geliefde plaats vanwege de kale omgewerkte humusrijke grond en voldoende voedsel. De veenmol heeft voorkeur voor dierlijk voedsel en eet voornamelijk insecten en andere kleine bodemdieren o.a. ritnaalden, engerlingen, rupsen en vlinderpoppen; oorwormen, regenwormen, kevers e.d. Dat is nuttig in de tuin, maar de veenmol is gaat daarbij niet omzichtig te werk. Met zijn gegraaf woelt hij jonge plantjes om en knaagt ook aan het wortelgestel van de planten. Daarmee kan hij plaatselijk nogal wat schade bij tuinders opleveren. Een echte plaag wordt het echter nooit.

Seizoen:
Volwassen veenmollen worden in Nederland voornamelijk waargenomen van eind april tot eind mei; minder in juni, juli en augustus. In de rest van het jaar kom je ze maar af en toe tegen. Eind april komen de veenmollen te voorschijn uit hun winterslaap. Van mei tot en met juni houden de mannetjes in de schemering baltszang. Het is een aanhoudend gesnor, dat ontstaat door beweging van de dekvleugels. Het geluid wordt versterkt doordat het mannetje vanuit een holletje zijn baltszang ten gehore brengt. Het geluid lijkt op dat van de rugstreeppad of de nachtzwaluw (mocht u die een keer gehoord hebben). In het holletje vindt ook de paring plaats. Een enkele keer gaat het mannetje op de vleugels, waarschijnlijk voor een korte baltsvlucht. Het vrouwtje bouwt 8 cm. tot wel 30 cm. diep (afhankelijk van grondsoort en mate van uitdroging) onder de grond een apart nesthol; hierin legt ze 200 tot 300 eitjes, samen zo groot als een kippenei. Ze drukt de wanden van het 10 cm. grote nesthol aan en graaft ringgangen en afwateringstunnels. Bovengronds knaagt ze alle planten weg zodat de zon Afhankelijk van het weer komen na 10 - 45 dagen de jongen uit het ei. Het vrouwtje likt de eitjes schoon om schimmel te voorkomen; ze bewaakt de nymfen tot ze 2 tot 3 weken oud zijn; dan verlaten ze het nest. In het nest eten ze wortels en humus die vrijkomen als de moeder de nestholte schoonmaakt. De volledige ontwikkeling duurt in ons land minstens 500 dagen (anderhalf tot tweeënhalf jaar). Pas na hun tweede winter zijn veenmollen volwassen en geslachtsrijp. Volwassen dieren leven 70 - 600 dagen. Natuurlijke vijanden van de veenmol zijn: katten, uilen, kraaien, reigers, vossen, egels, mollen, spitsmuizen en loopkevers. Bij oppakken steekt de veenmol niet; hij kan wel bijten of een bruin vocht afscheidende nestplaats goed kan verwarmen Eind juli tot in augustus zoeken de veenmollen hun overwinteringsplaats op. Daar zitten ze in een vaste houding in een verticale gang wat dieper onder de grond. Vroeger werden wel veenmollen in de aardappelkuil tijdens hun winterslaap gestoord.